Column: Het gevaar van een gebrek aan ideologie in de lokale politiek

De term ideologie heeft in het wetenschappelijke en publieke debat veelal een negatieve connotatie. Dit is geen nieuw fenomeen. Sinds de jaren 50 wordt er in literatuur gesproken over het einde van ideologie als leidraad voor de politiek. Het individu zou in zijn opvattingen en behoeften te complex en diffuus zijn om zich te laten leiden door een enkele ideologische stroming. Daarnaast zijn de concepten die gebruikt worden om een ideologie te duiden volgens sommigen te abstract om daadwerkelijk iets te zeggen over de besluitvorming die hieruit voortvloeit.

Toch is het einde van de ideologie nog niet in zicht. Landelijke partijen blijven zichzelf typeren als liberaal, sociaaldemocratisch, socialistisch, enzovoort. Het woord ideologie wordt hierbij uiteraard niet genoemd, omdat het zijn descriptieve waarde lijkt te zijn verloren aan radicale politieke stromingen als het fascisme en communisme. De opvatting is geworden dat alleen zij die zich bevinden op de uiteinden van het politieke spectrum handelen vanuit ideologie en mensen met gematigde idealen er een pragmatischere visie op nahouden. Ik denk dat de term nog steeds objectief en zonder waardeoordeel kan worden gebruikt, als de omschrijving van een bundel idealen vanuit waar actoren handelen binnen de politieke arena.

Ondanks het feit dat ideologische concepten geen volledig voorspellende waarde hebben over politieke besluitvorming heeft het wel degelijk een toegevoegde waarde. Door de wijze waarop ons politiek stelsel is vormgegeven, een representatieve democratie met verkiezingen elke vier jaar, is het voor de kiezer per definitie niet mogelijk om vooraf een volledig juiste inschatting maken over de mate waarin hun voorkeuren overeenkomen met die van de partij waarvoor zij kiezen. Het is nou eenmaal niet bekend welke agendapunten er de komende regeerperiode voorbijkomen. Wanneer politici handelen vanuit een ideologie biedt dit perspectief over de beleidskeuzes die zij zullen maken.

In de lokale politiek gaan politieke partijen heel pragmatisch te werk. Raadsleden volgen veelal geen groter politiek ideaal. Ze luisteren naar geluiden in hun omgeving en maken hieruit op welke onderwerpen het meest urgent zijn. Vervolgens zullen zij zich inzetten om de belangen van de burgers wiens geluid zij horen te behartigen. Deze ‘issue-politiek’ wordt verder versterkt doormiddel van democratische vernieuwing, het uitbreiden van de burgerparticipatie. Logischerwijs zijn burgers met veel middelen en een groot netwerk beter in staat hun belangen kenbaar te maken aan de politiek.

Het gevolg: Burgers die zich al in een bevoorrechte positie bevonden krijgen door actieve participatie een sterke grip op het publieke debat en de agendavorming van de gemeenteraad. Sociale ongelijkheden worden gereproduceerd omdat de belangen van de meest kwetsbare groepen, die geen toegang hebben tot het hechte netwerk van volksvertegenwoordigers, niet op de agenda van de gemeente komen.

Democratische vernieuwing is daarmee een mooi ideaal, maar vaak versterkt het enkel de positie van prominente burgers met een uitgesproken mening, veel kapitaal en een groot lokaal netwerk. Gemarginaliseerde groepen trekken aan het kortste eind. Lokale partijen moeten daarom duidelijk zijn over de idealen die zij vertegenwoordigen en vanuit deze opvattingen beleidskeuzes maken. Alleen zo kan er sprake zijn van substantieve representatie, een situatie waarin de idealen van de gemeenteraad daadwerkelijk een afspiegeling zijn van die in de gemeente. Zo worden, via de raadsleden, ook de belangen van burgers zonder eigen bereik vertegenwoordigd.

Mobiele versie afsluiten