Ingezonden: Mammoet rechtszaak over stadhuis

“Et pluribus unum” is het motto van veel overheden. Het betekent één in verscheidenheid. Het lijkt erop dat het veel overheden niet lukt zich aan dat streven te houden. De discussie over Covid verdeelt onze maatschappij en niet alleen dat, ook het nieuwe stadhuis verdeelt burgers. Een achttal van hen heeft een rechtszaak aangespannen tegen het college van de gemeente Den Helder om de verleende vergunning van tafel te krijgen.

De zaak diende op 25 november. Een zaak was reeds eerder behandeld, de overige 7 werden in een marathonzitting van meer dan vijf uur behandeld. De eisers kwamen uit alle lagen van de bevolking, zoals een ondernemer, een bewoner, een troubadour, een schipper en een ingenieur. Allen kwamen op voor hun uiteenlopende belangen met een grote gemene deler. Zij waren een toonbeeld van één in verscheidenheid.

Slagvaardig kruiste het veelkleurige gezelschap de degens in de rechtszaal. Ze vertegenwoordigden het topje van de ijsberg. Onder het topje 135 bezwaarschriften en 239 zienswijzen, met geen andere reactie dan een ontvangstbevestiging. Van al die burgers en instellingen met bezwaren bleken er acht standvastig. Overtuigd als zij zijn, wilden zij per se hun bezwaar voorleggen aan de rechter. Een van hen stelde voor het bankje – weliswaar geheel buiten de orde – dat hij het niet normaal vond dat een eerste gesprek met de gemeente moest plaatsvinden in de rechtszaal en dan nog wel als partijen tegenover elkaar.

Geen eenvoudige opgave
De rechter wachtte geen eenvoudige opgave. Toch leidde hij de zitting strak, terwijl hij voldoende ruimte bood aan partijen om hun standpunt over het voetlicht te brengen. Meestal is het eerste dat partijen proberen elkaar buitenspel te zetten. Zo ook hier. Vooralsnog liet de rechter alle partijen toe, al kan het zijn dat bij een nadere toetsing er een ander oordeel kan zijn. Slechts een van de eisende partijen had een advocaat, de overigen verdedigden zelf hun zaak. Het was te merken dat niet alle eisers altijd even juridisch handelden. Soms greep de rechter in: “voordat we verder gaan, als het uw bedoeling is dit te verhinderen moet ik u wijzen dat dit juridisch onmogelijk is”.

De authentieke pleidooien van de eisers maakten het geenszins een saaie dag. De beleving van de werkelijkheid van de eisers bleek nogal verschillend van die van de verdediging. De eisers waren verenigd door de hinder die zij vrezen door de komst van het stadhuis. Hun eisen werden vanuit alle mogelijke gezichtspunten belicht. Opvallend eensgezind in de strekking ervan. De verdediging moest wennen, het is niet eenvoudig zich te moeten verweren tegen zeven eisers, sommigen volledig onbekend en niet even juridisch bekwaam. Hun bezwaar varieerde van gevreesd gedwongen vertrek uit museumhaven, parkeeroverlast in de buurt, verminking van een monument tot roep om de democratie te herstellen.

Geen besluit
Aan de basis van al deze aangespannen procedures ligt het feit dat de gemeenteraad van Den Helder nooit een echt besluit heeft genomen over welke locatie geschikt is voor een nieuw stadhuis. Alle eisers zijn het daarover eens. Drie keer recht is scheepsrecht, zo hopen zij, dit was al de derde rechtszaak over dit specifieke onderwerp. Stapje bij beetje begint zich jurisprudentie te ontwikkelen. De rechter wilde begrijpelijk de zaak limiteren tot die van het bestemmingsplan en had niet veel zin de voorafgaande procedures controleren. De sfeer veranderde toen de rechter in een pleidooi van een eiser werd voorgehouden dat: “U als bestuursrechter gaat hier juist wel over: het college moet met een voorstel tot een locatiekeuze komen. Dat heeft ze verzuimd. Het is uw taak hierop toe te zien, het moet voorafgaan aan het verlenen van een vergunning.”

Het ontbreken van die essentiële eerste stap is illustratief voor de oude bestuurscultuur, het hele geding ging ten principale om deze cultuur te stoppen en het voortwoekeren ervan te voorkomen. Uitspraak over circa 8 weken.

Ingezonden door Gert de Haas

Mobiele versie afsluiten